Door Eelco - Boeddhistisch Dagblad
Als je buschauffeur wil worden (en wie wil dat niet?), leg je voorafgaand aan de opleiding enkele testen af. De belangrijkste beproeving heeft met denken niets van doen. Gezeten achter een opstelling van lampen, kleuren, luidsprekers, knoppen en pedalen wordt getest hoe je aan de hand van enkele instructies onder toenemende druk reageert op impulsen van buiten.
Wanneer een lamp van een bepaalde kleur gaat branden of een bepaald geluidssignaal klinkt dien je te reageren door met een van de handen een bepaalde knop en/of met een van de voeten een pedaal in te drukken. De tijd tussen twee signalen wordt steeds korter. Fouten maken mag, maar je moet de draad dan wel weer oppakken. Elke gedachte die bij je opkomt stoort en is dodelijk voor de voortgang. Je hebt niet eens de tijd om je gedachte ‘met compassie te beschouwen en vriendelijk uit te wuiven’. Ik heb bij die test zeker voordeel gehad van mijn meditatiebeoefening. Het resultaat was bovengemiddeld goed.
Nu, jaren rijervaring rijker, geloof ik dat de test die ik hier beschrijf belangrijk is en veel belangrijker dan wat aanvullende testen m.b.t. taal en rekenen die we voorgeschoteld kregen. Voor de communicatie met passagiers hoeft je Nederlands niet perfect te zijn (soms liever niet). En misrekenen bij de verkoop van kaartjes leer je snel genoeg af. Een negatief verschil mag je immers uit eigen portemonnee aanvullen. Maar doelgerichte gedachteloze reflexen zijn van groot belang in het verkeer. De doelgerichtheid van de reflexen bouw je op door ervaring. Niet door te denken.
Het vreemde is dat dit aspect in de opleiding nauwelijks meer terug komt. Het overgrote deel van de opleiding is cognitief van aard. Natuurlijk, kennis van verkeersregels en techniek is onontbeerlijk. Maar te weten waar de achterkant van de bus zich bevindt bij een scherpe draaiing vanaf een vol perron of hoe je moet reageren op het in de ooghoeken opgevangen beeld van een kind dat verdwijnt in de ‘dode hoek’ is van groter belang. Het ‘weten’ in deze zin gaat niet over denken. Het ‘weten’ in deze zin zou juist op fatale wijze verstoord kunnen worden door welke gedachte dan ook.
Ik oefen in ‘gedachteloos rijden’. Dan rij ik in aandachtige ontspanning met een glimlach ‘van binnen uit’. Na enige tijd word ik een lichtheid in mijn hoofd gewaar. In het begin schrok ik daarvan. Alsof ik door de leegheid in mijn geest onvoldoende toegerust zou zijn om mijn werk goed te doen. Maar ik merkte juist dat het omgekeerde het geval is. Het is niet de werkelijkheid die me dat gevoel van onvoldoende toegerust te zijn geeft, maar het is mijn gewoontedenken dat zich niet wil laten parkeren. Het is ‘de wilde os’ die zich niet wil laten stallen. In werkelijkheid wordt mijn blikveld ruimer, zowel in de breedte als voor- en achteruit. Daardoor anticipeer ik beter op een naderend kruispunt, een voertuig van rechts, een wankele man op een fiets, spelende kinderen op de stoep. Ik word er rustiger van en rij er rustiger door. Niets overvalt mij nog. Ik hoor de automaat schakelen en reageer op hoge toeren om brandstof te sparen. Ik heb meer oog voor de persoon die in of uit stapt. Ik voel of ik in een goede houding zit en of de stoel goed is ingesteld voor het dragen van mijn lichaam. Er is alleen nog hier en nu. Wat een bevrijding!
Mindfulness is een goede opstap voor het ontwikkelen van de juiste aandacht tijdens het rijden. Dagelijks mediteren is beter. Praktisch lijkt het me nauwelijks een probleem om meditatiebeoefening in de opleiding op te nemen en meditatieruimtes bij de kantines in te richten. Maar ik ben bang dat er binnen de cultuur van de gemiddelde OV-organisatie weinig ruimte voor deze gedachte te vinden is. En al zou de leiding er brood in zien, krijg de gemiddelde buschauffeur maar ’s op een kussen in een dojo…
Ik prijs mij gelukkig dat ik de chauffeur van de Boeddha zelf ben.
Eelco