Door Eelco - Boeddhistisch Dagblad
‘Soms schrijft u een paar columns met een mooie moraal in het verhaal, maar zodra ik daar aan gewend ben, komt u met zomaar een of andere kale observatie. Dan denk ik: ‘Wat vindt hij er nou van?’ En alsof dat niet genoeg is verschijnt er een volgende keer een column zonder kop of staart. Zo een die je met gemak abduristisch kunt noemen’.
‘Absurdistisch’.
‘Juist ja. Maar ik zoek altijd wel naar een betekenis. U bent geloof ik niet iemand die zomaar wat aan rommelt. Maar u zet me met uw stukje wel vaak op het verkeerde been’.
‘Hoeveel benen heeft u?’
‘Ik heb er zeven, voor elke dag in de week een’.
Ik keek daar niet zo vreemd van op. Benten, de Japanse godin van de liefde heeft acht armen. En dan Ekajatī, de beschermende godin. Zij heeft een hoofd en twee armen, maar soms ook twaalf hoofden en vierentwintig armen, afhankelijk van haar gemoedstoestand. Ekajatī heeft bovendien één oog, één scherpe tand en één borst, vanwege haar besef van de non-dualiteit van de verschijnselen.
‘En voor welke dag is uw verkeerde been?’
‘Voor de vrijdag’.
‘Tsja, uitgerekend op die dag staat mijn column in de krant. Nu begrijp ik alles. U kunt, zoals dat zo vaak het geval is, drie dingen doen. Of u gaat naar een orthopeed die uw verkeerde been naar een andere dag kan omzetten. U moet zich van tevoren goed afvragen wat u op die dag meestal doet en overkomt, want u staat dan wel op het verkeerde been.’
‘Zit dat in het basispakket?’
‘Nee, alleen in de aanvullende verzekering. Een andere mogelijkheid is dat u mijn stukjes niet meer leest. In dat geval moet u zich van tevoren afvragen of uw leven dan nog wel zin kan hebben.’
‘Dat klinkt nogal zelfgenoegzaam’.
‘Daar vergist u zich. Het is niet het ego dat hier spreekt. Deze woorden vloeien voort uit mijn perfecte wijsheid en puurheid van geest. Een laatste mogelijkheid is dat u boeddhist wordt. Boeddhisten lopen niet, ze zweven of ze zitten. Ze staan dus nooit op een verkeerd been. U moet daarvoor wel veel lezen en loslaten. En nooit meer naar betekenis zoeken’.
‘Nou, m’n verkeerde been laat ik niet los. Ik ben er veel teveel aan gehecht, hoor!’
‘Dan moet u het zelf weten, mevrouw. Ik mag niet aandringen, alleen inspireren. Zoekt u maar een plaatsje uit’.
Even daarvoor was ze de bus ingestapt. Ze had me gevraagd of ik de buschauffeur was die stukjes in het Boeddhistisch Dagblad schreef. Ik vroeg haar hoe ze dat wist. Ze zei dat ze m’n blauwe ogen had herkend. Ik zei dat ze een aandachtig lezer was.